Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hoort, [6]gij volken altemaal! merk op, gij [7]aarde, mitsgaders derzelver [8]volheid! de Heere HEERE nu [9]zal tot een getuige zijn [10]tegen [11]ulieden, de Heere uit den [12]tempel Zijner heiligheid. 6. Hebr. volken, die, of zij alle, gelijk elders; een figuurlijke verdagvaarding van alle volken en creaturen, om te verschijnen en te helpen in het oordeel van God, dat Hij over zijn volk wilde uitspreken. Verg.Deut.32:1; Ps.50:1; Jes.1:2; Jer.6:18,19; Amos 3:9. Verg. ook onder hfdst.6 vs.1,2. Sommigen verstaan door de volken al de stammen van Gods volk, en door de aarde het land Kanaan. 7. Anders, land. 8. Gelijk Ps.24:1. 9. Of, zij ten getuige, 10. Of, onder; ziende op de volken in welker tegenwoordigheid God als tegen zijn volk wilde getuigen. 11. Gij van Samaria en Jeruzalem, om u in volle gericht van uw boosheid en de rechtvaardigheid van zijn straffen te overtuigen. Verg. Ps.50:7 met de aantekening. 12. Dat is, zijn heilige tempel, of zijn heilig paleis; zullende [om zo te spreken] afkomen uit de hemel, [waar Hij met zijn heerlijkheid woont] of uit de tempel van Jeruzalem, [waar Hij met zijn genadige tegenwoordigheid woont] niet om genade te bewijzen, maar om recht te houden. Zie Ps.11:4; Jona 2:4, Jona 2:7 met de aantekening.